Wij heffen jaarlijks de volgende lokale heffingen:

  • Belastingen: betalingen voor uitvoering van collectieve vormen van dienstverlening met een algemeen belang. De provincie kent provinciale opcenten op de hoofdsom van de motorrijtuigenbelasting. De opbrengst van deze belasting is een algemeen dekkingsmiddel.
  • Heffingen: betalingen voor uitvoering van publiekrechtelijke dienstverlening. De Provincie Noord-Holland kent de nazorgheffing gesloten stortplaatsen en de grondwaterheffing.
  • Rechten: betalingen voor individuele dienstverlening van typische overheidsdiensten van publiekrechtelijke aard. De Provincie Noord-Holland kent leges en overige rechten.

Belastingen: opcenten

De motorrijtuigenbelasting (hierna: MRB) wordt geheven over het bezit van een motorvoertuig. De heffing en inning van de MRB, waarop de provinciale opcenten meeliften, verzorgt de Belastingdienst. Bovenop de MRB betalen houders van personenauto’s en motoren ‘provinciale opcenten’. De provincies stellen zelf hun opcententarief, tot een wettelijk bepaald maximum, vast. Het huidige tarief in de provincie Noord-Holland bedraagt 67,9 opcenten.
Sinds 2016 werkt een verandering in de provinciale belastinggrondslag (bijvoorbeeld de verhuizing van een grootwagenparkhouder/leasebedrijf naar een andere provincie) direct en egaliserend werkend door in de verdeling van het provinciefonds.

In het Belastingplan 2017 is bepaald dat voor plug-in hybride auto’s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km de MRB (en opcenten) voor de jaren 2017 tot en met 2020 de helft van het reguliere tarief bedraagt. De forfaitaire gewichtscorrectie van 125 kilo voor personenauto’s aangedreven door een elektromotor (plug-in) is met ingang van 1 januari 2017 vervallen. Het nihiltarief blijft gelden voor de MRB (en opcenten) voor volledig emissievrije ofwel elektrische auto’s. Het volume belaste motorvoertuigen nam in 2016 met 1,4% toe. Op basis van de gewichtsuitdraai per 1 januari 2017 is voor 2017 een opbrengst opcenten berekend van € 199,4 miljoen. Ondanks de licht positieve economische ontwikkelingen en de verwachting dat deze groeitrend zich in de komende jaren doorzet hebben wij uw Staten voorgesteld om voor de jaren 2018 tot en met 2020 geen volumegroei toe te passen en een behoedzame raming aan te houden. Bij de Kaderbrief 2017 zijn dan ook onderstaande ramingen 2018 t/m 2021 en verder doorlopend tot 2024 verwerkt.

Jaar

2018

2019

2020

2021

Zomernota 2016

195,4

195,4

195,4

195,4

Kaderbrief 2017

199,4

199,4

199,4

199,4

Verschil

+ 4,0

+ 4,0

+ 4,0

+ 4,0

Heffingen

Nazorgheffing gesloten stortplaatsen #
In de zogenaamde Leemtewet is op 1 april 1998 een regeling in de Wet milieubeheer opgenomen (artikelen 15.44, 15.45 en 15.47) over de nazorg van operationele stortplaatsen. Dit zijn stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd. In deze wet is bepaald dat de provincies bestuurlijk en financieel ervoor verantwoordelijk zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Daartoe dient eeuwigdurende nazorg plaats te vinden. Dit houdt in dat maatregelen genomen dienen te worden om bodem beschermende voorzieningen op gesloten stortplaatsen in stand te houden, te onderhouden, te herstellen en eventueel te vervangen. Voorts dienen de bodem beschermende voorzieningen regelmatig geïnspecteerd en de bodem onder de stortplaats onderzocht te worden. Ter bestrijding van deze kosten is een nazorgheffing ingesteld die wordt geheven bij de exploitanten van de operationele stortplaatsen. De jaarlijkse heffing wordt vastgelegd in een door Provinciale Staten vast te stellen Tarieventabel en berekend aan de hand van het doelvermogen dat aanwezig moet zijn bij sluiting van de stortplaats en het opgebouwde kapitaal in het Nazorgfonds. De heffingen worden in het uitsluitend voor nazorg bestemde Nazorgfonds gestort. Het Nazorgfonds is een bij wet vastgestelde rechtspersoon. In het Nazorgfonds wordt een zodanig kapitaal opgebouwd, dat uit het rendement daarvan de eeuwigdurende nazorg gefinancierd kan worden. Naar verwachting zal de sluiting van de stortplaatsen Schoteroog en Hollandse Brug in 2018 plaatsvinden. Na sluiting neemt de provincie de eeuwigdurende nazorg op zich.
Grondwaterheffing #
Sinds 1 januari 2010 is de Grondwaterheffing gebaseerd op de Waterwet. De heffing is uitsluitend bestemd voor de ten laste van de provincie komende kosten voor het grondwaterbeheer, waaronder het tegengaan van verdroging in bepaalde gebieden. In 2016 bedroeg de opbrengst van de Grondwaterheffing € 712.110. Geraamd was € 730.000. De kosten voor de uitvoering van het Grondwaterplan bedroegen in 2016 € 787.243. Aan de voorziening Grondwaterheffing is in 2016 het genoemde verschil tussen opbrengst en kosten ad. € 75.133 onttrokken. De stand van de voorziening Grondwaterheffing was op 1 januari 2016 € 1.345.985 en bedroeg € 1.270.852 per 31 december 2016. Deze voorziening heeft tot doel onnodige fluctuaties van het heffingstarief tegen te gaan en is mede bedoeld voor het kunnen vergoeden van onvoorziene en ontoerekenbare schades. Heffingsplichtig zijn de onttrekkers van 12.000 m³ of meer grondwater per heffingsjaar. Het tarief is in 2010 vastgesteld op € 0,0085 per m³ onttrokken grondwater. Voor 2018 wordt een heffingsopbrengst geraamd van € 730.000.

Rechten #

Leges, ook rechten genoemd, zijn betalingen die de overheid krachtens algemene regels vordert ter zake van een concrete door haar in haar functie als zodanig individueel bewezen dienst. Er is sprake van een dienst indien degene, voor wie de handeling wordt verricht, rechtstreeks en in overheersende mate een individueel belang heeft bij deze handeling. Daarmee onderscheiden de rechten zich van belastingen. Zuiver publiekrechtelijke handelingen van de overheid, zoals het verlenen van vergunningen of ontheffingen zijn diensten in deze zin. Uitgangspunt van Provinciale Staten is dat leges kostendekkend zijn of worden. Provinciale Staten voeren als beleid dat kostendekkendheid in eerste instantie bereikt wordt door het optimaliseren van efficiency en in tweede instantie door het verhogen van de tarieven. Dit beleid vereist inzicht in de kostenstructuur, kostenbeheersing en kostentoerekening.
Voor de komende jaren verwachten wij dat, door de bestendiging van de gunstige economische ontwikkelingen, het aantal reguliere Wabo-aanvragen in de komende jaren op hetzelfde niveau zal zijn als in 2017. Wij begroten de leges voor de reguliere Wabo-aanvragen op € 700.000,- per jaar vanaf 2018. Voorts wordt de aanleg (inclusief de voorbereidingen hierop) van een aantal grootschalige infrastructurele projecten in 2018 vervolgd, zoals de Markermeerdijken en de Zeesluis IJmuiden. De leges die worden geheven voor deze projecten, maken deel uit van de Wabo-leges. Ten slotte stellen wij u dit jaar nog voor om vanaf 2018 leges te gaan heffen in het kader van de provinciale luchtvaarttaken ingevolge de Wet luchtvaart. Wij kunnen thans nog geen legesopbrengst op dit onderdeel ramen. Wel dat met legesheffing vijftig procent van de totale procedurekosten voor het behandelen van aanvragen Wet luchtvaart zullen worden gedekt. De andere helft van de kosten wordt gefinancierd met een Rijksbijdrage. Voor 2018 worden de totale legesopbrengsten vooralsnog geraamd op circa € 1,8 miljoen.

Kwijtscheldingsbeleid (art. 10 BBV)

Gelet op het karakter van de heffingen voert de provincie Noord-Holland het beleid om geen kwijtschelding toe te passen.